Als het leren van een kind niet lukt, is dit geen onwil, maar onmacht. Aan jou als professional de dankbare taak om de oorzaak van deze onmacht te achterhalen.
Via de Leerpiramide help ik je hierbij door vanuit een breed perspectief te kijken naar signalen die kinderen geven en geef je handvaten voor oplossingen. Ik laat je zien wat kinderen allemaal nodig hebben voordat ze daadwerkelijk kunnen starten met rekenen, lezen en schrijven. Het doel is niet een kind “perfect” te maken, maar ieder kind verdient het wel om optimaal te mogen leren. Aan ons de taak kinderen te helpen waar ze nog wat hulp kunnen gebruiken.
De Leerpiramide laat je zien welke stappen kinderen moeten doorlopen voordat ze uberhaupt voldoende bagage hebben om te kunnen rekenen, lezen en schrijven. Vaak liggen er in iedere laag nog kansen voor het kind, weet jij ze te vinden?
1. Veiligheid
De onderste laag is veiligheid. Veiligheid is een basisbehoefte die erg belangrijk is om tot leren te komen.
We beginnen met het nemen van een kijkje in de hersenen.
Je hersenen bestaan uit drie delen. Je hebt je reptielenbrein, met daar op je zoogdierenbrein en als je laatste je mensenbrein (W. Peerlings, 2008). Om tot leren te komen moet je toegang hebben tot je mensenbrein. Om tot dit brein te komen moet het reptielenbrein rustig zijn, dat betekent geen stress. Als je stress hebt dan gaat je brein op slot en dan denk je aan vechten of vluchten. Je zoogdierenbrein is gebaseerd op het samenleven in de groep en emoties. Als je verdrietig bent dan blijf je hier hangen en heb je geen toegang tot je mensenbrein. Pas In je mensenbrein lukt het om te leren lezen, schrijven en rekenen.
“Ilse (8) zit in de klas, meester heeft net gezegd dat ze zo gaan rekenen. Dit vindt Ilse heel moeilijk en ze denkt ook dat ze het niet kan. Ze wordt kortademig en het lijkt wel of ze bevriest. Aan het einde van de les heeft ze twee sommen gemaakt.”
2. Reflexen
In de tweede laag hebben we het over reflexen. Reflexen zijn onbewuste bewegingen die ons lichaam maakt en deze worden aangestuurd vanuit het reptielenbrein. Denk hierbij aan een baby die bewegingen maakt die vanzelf lijken te gaan zoals: schrikken, drinken, grijpen. Allemaal reflexen die een baby nodig heeft om te kunnen overleven.
Als de baby deze reflexen doorlopen heeft worden hierop ander bewegingen gebouwd. Sommige reflexen verdwijnen helemaal, maar er zijn ook reflexen die jij je hele leven nodig hebt.
“Sam (9) zit met zijn voeten onder zijn billen te werken. Juf zegt tegen hem ga even goed zitten. Want ze wil graag dat hij een goede schrijfhouding aanneemt, ze heeft geleerd dat dit belangrijk is. Na 5 minuten kijkt juf weer en zit Sam weer met zijn voeten onder zijn billen. Dit doet Sam niet met opzet, het lichaam doet het vanzelf.”
Sam zijn TLR (tonisch labyrint reflex) is nog actief. Als Sam moet schrijven dan belemmert de zithouding hem. Wat je dan ziet is dat een kind op één of twee benen zit, benen om de stoelpoten klemt of het liefst staat met werken.
3. Zintuigen en evenwicht
In de derde laag gaat het om de samenwerking van de zintuigen en het evenwicht. Met de zintuigen: zien, voelen, proeven, ruiken, horen/evenwicht ontdek je de wereld. Baby’s en jonge kinderen leren door deze zintuigen, door bijvoorbeeld nieuwe dingen in hun mond te stoppen. Zo ontdekken ze wat het is, hoe het proeft en hoe het voelt. Op een gegeven moment is dit niet minder nodig, maar zelf ervaren blijft een belangrijk element om nieuwe dingen te leren. Ook je evenwicht is iets wat je door de jaren heen leert. Voor een langere tijd stil zitten op je stoel kan ontzettend moeilijk zijn en vraagt veel van een kind. Dat is dan ook pas haalbaar in de zesde laag.
“Esther (6) kan al fietsen, haar dynamisch evenwicht is goed. Alleen als in groep 2 langere tijd stil moet zitten lukt haar dat niet. Haar statisch evenwicht is nog volop in ontwikkeling.”
4. Fijne motoriek – grove motoriek
De vierde laag bestaat uit twee onderdelen. De fijne motoriek en de grove motoriek. Eerst komt de grove motoriek en dan pas de fijne motoriek.
Als kinderen hun eigen lichaam niet zo goed vertrouwen kunnen ze zich “houterig” bewegen. Je ziet dat ze vaak bewegingskansen uit de weggaan.
“Erik (10) staat in de pauze altijd met zijn rug tegen de muur van het schoolgebouw. Hij doet niet mee met de tikspelletjes op het plein. Hij kiest voor een positie op het plein waar hij goed overzicht heeft en zijn lichaam kan steunen tegen de muur.”
Fijne motoriek: dat betekent dat je verfijnde en precieze bewegingen uit kunt voeren. Zonder dat je mond en/of tong meebeweegt.
“Maartje (7) knipt heel netjes haar tekening uit. Als je wat beter kijkt zie je dat haar mond mee beweegt. Na het knippen heeft ze ook vaak last van haar handen omdat ze de schaar te krampachtig vast houdt.”
5. Visuele en auditieve vaardigheden
Visuele vaardigheden: Dit betekent meer dan alleen goed zicht. Het gaat om het waarnemen van je omgeving/informatie en het verwerken van deze informatie. Als de oogspieren nog niet goed werken dan heb je misschien moeite met begrijpend lezen.
“Tamara (9) heeft moeite met begrijpend lezen en vaak hoofdpijn na het lezen. Als de leerkracht vraagt wat er gebeurt tijdens het lezen zegt ze dat het net lijkt of de letters dansen en ze leest dezelfde regel dan ook vaak twee keer.”
Auditieve vaardigheden Dit betekent meer dan gehoor alleen. Het gaat hier om een goede luisterhouding, onthouden van wat er gezegd wordt en verschillen horen tussen woorden en klanken. Een kind van 8 jaar moet 5 opdrachten kunnen onthouden, dan heeft het kind een goed werkgeheugen. Is dit niet het geval dan hebben deze kinderen vaak moeite met dubbeltaken, zoals verhaaltjes sommen. Hierbij moet je lezen en rekenen.
“Tijdens het maken van verhaaltjessommen raakt Bram (11) steeds de draad kwijt. Hij moet het antwoord van verschillende bewerkingen onthouden maar steeds als hij de 2e som uitrekent is hij het antwoord van de eerste alweer vergeten.”
6. Lezen, schrijven en rekenen
Met deze laag ben je dagelijks bezig: leren lezen, schrijven en rekenen.
Kinderen leren door bewegen, dus het blijft belangrijk om kinderen hierin uit te dagen. Door bijvoorbeeld rekenen op een groot getallenveld op het plein te doen laat je kinderen leren door bewegen. Kinderen moeten eerst alles met hun lichaam ervaren voordat ze op het platte vlak aan het werk kunnen. Dus daag jezelf en je leerlingen uit om zoveel mogelijk beweegervaringen op te doen tijdens het leren.
Wil je meer informatie over de Leerpiramide en leren om vanuit een breder perspectief te kijken hoe je kinderen optimaal kunt laten leren? Dan nodig ik je van harte uit je aan te melden voor mijn online training.